Des scipluyden gasthuis met kapel van Sunte Oloeff

De schippers hadden in de Sint Stevenskerk een eigen altaar. (altare Sancti Olavi martyris)  Gezien het belang van hun organisatie hadden ze daarnaast een eigen gasthuis en een eigen kapel aan de Waalkade. Vanaf 1450 weten we dat er een broederschap van de Heilige Olof (sunt Oloff) bestaat waarvan in 1455 ‘des scipluyden gasthuis’ wordt genoemd ‘by der Veerpoerten, strekkende tot ’t erff van Sunte Olaeff‘.

Sint Olaf was een favoriete heilige bij de Hanze in bijzonder in Lübeck. Die verering kan van invloed zijn geweest op de Nijmeegse schippers. Dat in 1455 in Nijmegen een Olaf kapel bekend is weten we uit een regest dat ligt in het Nijmeegs Archief, waarbij Johannes, vicaris-generaal van het aartsbisdom Keulen, verklaart op het feest van Sint Margarita (20 juli) 1455 de kapel van het Schippersgilde te Nijmegen ingewijd te hebben ter ere van Sint Olaf, Sint Clement, Sint Margarita en Sint Werenfridus.
In Nederland kent Sint Olof meer plaatsen waar hij een altaar of een kapel heeft. Zie Olof kapellen

1455

In de artikelen over het Antependium uit 1912 (Zie: H. van Schevichaven) en 1951 (Zie: G. van Ysselsteyn) wordt 1455 met 1494 verward. Door anderen worden deze teksten gebruikt om de (her)inwijding van de kapel in combinatie met het Antependium te dateren op 1494. Dat is niet correct. Waarom het gebeurd is weet ik niet, maar door mijn onderzoek samen met Wouter Daemen in het Nijmeegs archief, met als resultaat 1455 als inwijdingsjaar van de kapel is deze gebeurtenis niet van invloed op het bepalen van de juiste ontstaans-datum van het Antependium. In het archief stuk wordt er nergens over een antependium gesproken, juist wel dat  Generalvikar Johannes de kapel inwijdde.
De in de tekst genoemde Generalvikar Johannes is Johannes Pollart van Nierhoven, (Zie: Liste der Kölner Generalvikare) afkomstig uit Roermond en behalve Generalvikar van het bisdom Keulen ook proost van Sint Walburgis in Arnhem.  In 1494 was Ulrich Kreidweiss  Generalvikar. Er is dus geen sprake van een tweede inwijding in 1494 door ene Johannes.
Met name het achterdoek van het Antependium, vermoed ik, kan ons meer helpen het Antependium te dateren omdat het patroon van het damast iets over jaartallen zegt. Daarnaast kunnen andere stijlkenmerken ons helpen. Daarover elders.

1466 en 1478

In 1466 werden 32 aanzienlijke leden van het Nijmeegse schippersgilde in Den Haag onthoofd op bevel van Philips de Goede om daarmee een roofzuchtige campagne van Hertog Adolf naar IJselstein (om zijn oom Willem van Egmond dwars te zitten) af te straffen.  Adolf had voor deze campagne gebruik gemaakt van zijn recht om Nijmeegse strijders op te roepen. Adolf had na het veroordelen van deze campagne dus wel iets goed te maken in Nijmegen, maar dat kwam er niet van. Katharina zijn zus sticht in 1478 een eeuwigdurende erfcijns als tegemoetkoming. Het betreft “een fonds van 12 ‘oude schilden’ sjaars op het Predikheerenklooster” te Nijmegen om dagelijks in de kapel een mis te lezen voor de zielenrust van deze overledenen. (Zie oa. Jan Kuys in het Nijmeegs Katern) 12 oude schilden staat voor een aanzienlijk bedrag.
De tekst luidt: “in der Schipluyden Gasthuys, by der Veerpoerte….. voor de zieleruste van de goede burgeren ende scipluyden te ‘s-Hage in 1466, wegens het IJsselsteinse bedrijf terechtgesteld”.

Eind 15e eeuw en het jaar 1494

De Olofskapel werd daartoe wellicht extra aangekleed met het Nijmeegs Schippers Antependium. De dinsdag na de jaardag van de onthoofding van Sint Jan de doper in 1494 werd er wel een contract met Keulen afgesloten. Notaris Gerardus de Severen maakt dit contract waarbij diverse betalingen aan Keulen geregeld worden door de burgemeesters van Nijmegen en de meesters van de ‘sunt Oloffs Broederschap’. Om vervolgens een bezoek aan de kapel te brengen is heel legitiem om te veronderstellen.
Dit gedoe speelt zich af in dezelfde periode dat Maximiliaan zijn belegering van Nijmegen staakt.

“Alwaar de Waal met zilvernat
Den voet van dezen berg bespat.
De Hunne-poort wordt hier ontdekt,
Die met haar’ gevel praalt in ’t Oosten,
En tot een Zeegeteeken strekt,
Waar mee de Burger zich kan troosten.
Van voor deze’ Poort zach zich weleer
Maximiliaan te rug gedreeven,
Toen Gy hem moedig ging te keer,
En deed voor uwe wapens beeven,
Hy koos vol schrik de vlucht, met schand,
En lied de zegen in uw hand.”
(H.K. Arkstee in 1733)

1591

In 1591 bij de reductie van Nijmegen werd de kapel door Maurits genaast en geplunderd. Bij de vernielingen aan de kapel werden de grafstenen meegenomen en gebruikt als plavuizen voor de Waalkade. Het Antependium is ondanks de plundering gered en tot op heden bewaard gebleven. Een spannend verhaal, maar nu nog niet op deze website.
Het Nijmeegs Antependium in relatie tot de schipperskapel en de gelden van Katharina verdienen meer onderzoek.  Er bestaat overigens bij een enkele auteur het vermoeden dat het Antependium mogelijkerwijs in de Stevenskerk heeft gehangen. Ook is het mogelijk dat het Antependium op hoogtijdagen tijdelijk van de kapel naar het altaar in de Stevenskerk verhuisde.

Johannes Ockeghem (1420-1497) schreef een 36 stemmige canon Deo Gratias, minimal music avant la lettre en indertijd een megahit in Europa. Vanaf negen posities zingen groepjes van vier zangers in canon en zo groeit de muziek tot een overdonderend geheel. Tegenwoordig heet dat een flashmob.